Van links naar rechts:

Nicolaas Beets’ bureau, zijn buste door Frans Stracké jr. (1884) en zijn portret door Thérèse Schwartze (1881), gevolgd door Patricia Kaersenhouts Proud Rebels (Philomena Essed) (2015) en Proud Rebels (Gloria Wekker) (2015). In het midden van de zaal lag Camera Obscura tentoongesteld, de roman van Hildebrand.

Credits:

MOED: What is Left Unseen. Periode: 15-02-2019 – 06-30-2019 Locatie: Centraal Museum, Utrecht © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz

In de lente van 2019 was de tentoonstelling MOED: What is Left Unseen te zien in het Centraal Museum in Utrecht. De tentoonstelling, gecureerd door het onderzoeksteam van MOED in samenwerking met het Centraal Museum, was erop gericht om processen van insluiting en uitsluiting zichtbaar te maken zoals die dikwijls gepaard gaan met het exposeren en verzamelen van kunst in museale collecties. Door een selectie kunstwerken uit de vaste collectie van het museum in dialoog te plaatsen met een aantal bruiklenen ontstond een nieuw perspectief op het traditionele verhaal van de slavernij en het christendom. Deze nieuwe presentatie van de bestaande collectie maakte de mogelijkheid van meerstemmigheid in de bestaande museumcollectie zichtbaar. Zo creëerde de tentoonstelling inzicht in de werking van het Nederlands koloniale verleden en de doorwerking daarvan in de perceptie van heden en toekomst. De tentoonstelling stimuleerde bezoekers om een kritische houding aan te nemen ten opzichte van impliciete machtsstructuren en eenduidige perspectieven en stelde vragen als: voel je je onderdeel van de verhalen die worden verteld? Wat wordt er verteld, door wie en waarom? En, welke perspectieven worden hier automatisch overschaduwd?

Zaal 2a

Links: Rotimi Fani-Kayode, Adebiyi (1989).

Rechts, door de deur: de tentoonstelling Act II, 12 Portraits van Joyce Vlaming.

Credits:

MOED: What is Left Unseen. Periode: 15-02-2019 – 06-30-2019 Locatie: Centraal Museum, Utrecht © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz

Musea dragen gewild of ongewild bij aan de werking van mechanismen van insluiting en uitsluiting. De tentoonstelling stelde zich tot doel deze mechanismen bloot te leggen door de vanzelfsprekendheid van de kunsthistorische canon te problematiseren en vragen te stellen bij de opgebouwde museumcollectie en bij de tradities van verzamelen. Verdeeld over twee tentoonstellingszalen en een leeszaal, toonde de expositie hoe geschiedenis dikwijls wordt gepresenteerd vanuit een eenzijdig perspectief, namelijk die van de white male saviour: de welwillende goede man die het beste voor heeft met de wereld en de wet representeert. Degene die als vanzelfsprekend bepaalt wat belangrijk is voor wie. Door dit perspectief continue te herhalen, worden andere ervaringen, verlangens en inzichten overschaduwd, overgeslagen en uitgewist.

Zo worden tot slaaf gemaakten nog al te vaak gevisualiseerd als vastgeketende mensen die zweepslagen krijgen of anderszins zwaar gestraft worden. Zij worden vaak verbeeld als slachtoffers van de geschiedenis, zonder handelingsmogelijkheden of zelfbeschikkingsrecht. Door veelvuldige herhaling van dit eenzijdige beeld, is het moeilijk om een voorstelling te maken van Zwart verzet en Zwart handelingsperspectief. Om die omissie in de beeldvorming duidelijk te maken en te doorbreken, stond in de eerste zaal van MOED: What is Left Unseen de rol van individueel Zwart verzet in de strijd van het abolitionisme centraal.

Het Centraal Museum bezit een aantal artefacten die zijn gerelateerd aan de geschiedenis van Nicolaas Beets (1814-1903), een witte Utrechtse schrijver (bekend als Hildebrand), hoogleraar, theoloog en abolitionist. In de tentoonstelling plaatste MOED zijn verhaal dat gemakkelijk in de mal van de goede witte man past, in een transnationale context van Zwart verzet. Van daaruit werd een genealogie gevisualiseerd van abolitionisme naar antiracistische strijd en Zwarte kennisontwikkeling in Nederland. Thérèse Schwartzes portret van Beets, zijn buste en zijn bureau werden daarvoor in dialoog geplaatst met Iris Kensmils portret van Sojourner Truth (ca. 1797-1883), uit 2019. Truth was een voormalig tot slaaf gemaakte vrouw, uitgesproken abolitionist en pleitbezorger van vrouwenrechten. Beets en Truth waren beiden verbonden aan de National Freedman’s Relief Association. Truth wordt gezien als de voormoeder van intersectionaliteit, en heeft Nederlandse Zwarte feministische academici als Gloria Wekker en Philomena Essed geïnspireerd om haar werk rondom de werking van ras en gender in het heden en verleden voort te zetten. Beide wetenschappers zijn evenals Beets als hoogleraar geaffilieerd aan de Universiteit Utrecht. Wekker en Essed figureren als personage in de serie Proud Rebels (2015) van Patricia Kaersenhout, werken die het sluitstuk vormde in dit deel van de tentoonstelling. Door de aanwezigheid van hedendaagse Zwarte academici in de tentoonstelling wordt het belang van de voortzetting van het werk van Truth en Beets gemarkeerd en gearchiveerd. Dus, in plaats van het verhaal van Nicolaas Beets te vertellen vanuit het perspectief van de white saviour die als autonoom handelend individu de wereld redt, benadrukt MOED de verstrengeling van zijn werk met drie prominente Zwarte vrouwelijke vrijheidsvechters en situeert hen allen in een gedeelde geschiedenis van vrouwelijke, mannelijke, witte en Zwarte intellectuelen en activisten.

Zaal 2b

Links: Faisal Abdu’Allah, The Last Supper 1&2 (2003).

Midden: Jan van Bijlert, Johannes de Evangelist (1625-1630).

Rechts: Rotimi Fani-Kayode, Every Moment Counts (Ecstatic Antibodies) (1989).

Credits:

MOED: What is Left Unseen. Periode: 15-02-2019 – 06-30-2019 Locatie: Centraal Museum, Utrecht © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz

In de tweede zaal werd het narratief van de white male saviour verder uitgewerkt door de vraag te stellen wat het betekent om je een christendom voor te stellen dat niet wordt gekenmerkt door uitsluitend witheid. Pieta (1949) van Nola Hatterman, onderdeel van de vaste collectie van het museum, vormde het vertrekpunt voor deze zaal. Het schilderij toont het lichaam van een Zwarte Jezus, omringd door gelovigen die zijn dood betreuren. Het schilderij laat het eurocentrische beeld van een witte Jezus wankelen doordat het een Zwart subject centraal stelt. De raciale politiek van witte compassie en empathie wordt zo ontregeld. Deze problematisering werd voortgezet door Pieta aan te vullen met de prijswinnende World Press Photo van Samuel Aranda uit 2011, in de media Muslim Pieta genoemd. De werken van de twee hedendaagse Zwarte kunstenaars Rotimi Fani-Kayode (1955-1989) en Faisal Abdu’Allah (1969-), zorgden voor een nog sterkere ontkoppeling van het christendom met whiteness. Door de combinatie van deze werken visualiseert de zaal de verstrengeling van ras, religie, empathie en compassie, en toont de opstelling hoe stevig het visuele repertoire van het christendom gekoppeld is aan witheid en wat dit betekent voor mechanismen van inclusie en exclusie.

Zaal 2c

Foto aan de muur: Samuel Aranda, World Press Photo van het jaar 2011.

Schilderij: Nola Hatterman, Pieta (1949).

Credits:

MOED: What is Left Unseen. Periode: 15-02-2019 – 06-30-2019 Locatie: Centraal Museum, Utrecht © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz

Door zichtbaar te maken hoe museale collecties en de daarbij geassocieerde visies een geschiedenis niet politiek neutraal zijn, opende MOED: What is Left Unseen in het Centraal Museum een perspectief op een verscheidenheid aan stemmen, publieken, kunstpraktijken, en manieren van omgang met kunstcanons. Musea als instituties zijn uit de aard der zaak geworteld in koloniale structuren. Musea hebben, intentioneel of niet, bijgedragen aan mechanismen van inclusie en exclusie door onder andere hun curatoriele praktijken en aankopen. Door deze structuren te ondervragen, opende de tentoonstelling het museum tegelijkertijd voor een breder publiek, waarbij historisch gemarginaliseerde identiteiten en gemeenschappen zich meer welkom en gerepresenteerd voelden. Tegelijkertijd werd het publiek bewust gemaakt van machtsdynamieken binnen museale structuren. Samenwerkingen met onder andere Mama Cash, voor wie de tentoonstelling het beginpunt vormde van hun Feminist Festival in 2019, en Keti Koti Utrecht, versterkte dit streven en droeg bij aan het voortdurende project om grip te krijgen op de koloniale wortels van het museum en op de vergaande effecten van de dynamiek tussen inclusie en exclusie in het heden en in de toekomst.

“Vanuit onze positie als middelgrote kunstinstelling en als het oudste stadsmuseum van Nederland zoeken we permanent naar manieren hoe we als museum in de eenentwintigste eeuw in een steeds veranderende lokale en globale context moeten functioneren. Hierin past de verregaande samenwerking met MOED. Als voorbode op een meerstemmige collectieopstelling waar we als museum aan willen gaan werken, nodigen we de leden van dit collectief uit om samen met ons, en met onze collectie aan de slag te gaan. Dat samenwerken doen we enerzijds aan de hand van de scherpe observaties van MOED onze aannames ten aanzien van de (al dan niet onzichtbare) culturele waarden te bevragen en van een nieuwe context te voorzien en anderzijds door ons te laten wijzen op kunstenaars wiens werk zich buiten ons zichtveld bevindt maar ie oh zo relevant zijn voor de dialoog met de huidige collectie.”

Bart Rutten, directeur van het Centraal Museum in What is Left Unseen, p. 6, 8.

Meer informatie
Bezoek voor meer informatie de website van MOED of stuur een e-mail naar contact@moed.online.