Verhalen over Afro-Amerikaanse Bevrijders in Nederland: een tentoonstelling en graphic novel
In 2019 en 2020 werd er een samenwerkingsproject georganiseerd waarin de verdwenen geschiedenis van Afro-Amerikaanse soldaten bij de Bevrijding van Nederland centraal staat. Het project bestond uit de reizende tentoonstelling Zwarte Bevrijders: Afro-Amerikaanse soldaten in Nederland en de graphic novel Franklin: Een Nederlands bevrijdingsverhaal. STUDIO i interviewde projectleider Marga Altena over het project.
Hoe is het project tot stand gekomen?
Het was onze bedoeling bij het Zwarte Bevrijders-project om de zichtbaarheid te vergroten van Afro-Amerikaanse soldaten bij de bevrijding van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Het verbaasde ons dat zwarte soldaten zo onzichtbaar zijn geweest. En het is ook interessant dat ze kinderen achterlieten die in Nederland zijn opgegroeid en dat ook die heel lang onzichtbaar waren. Die verbazing was de eerste ‘trigger’ van het project. Ten tweede vond ik het erg interessant om te onderzoeken hoe geschiedenis nu eigenlijk werkt; waarom mensen worden ingesloten of juist buitengesloten bij de dominante geschiedschrijving, in de schoolboeken en in onze manier van herdenken. Vanwege de 75-jarige herdenking van de bevrijding kwamen er fondsen beschikbaar en waren er ook andere initiatieven die zich bezighielden met de vraag over hoe wij in Nederland nu eigenlijk herdenken.
Kees Ribbens van het NIOD en Mieke Kirkels die eerder onderzoek deed naar de zwarte bevrijdingskinderen, opperden het idee om een graphic novel en een tentoonstelling over Zwarte Bevrijders te maken. Ik werd gevraagd om beide te realiseren. Met Dorrit Emmer en Kelly Krijntjes als projectmedewerkers heb ik heel fijn samengewerkt. Stichting LovingDay.NL, een platform van en over gemengde relaties in Nederland, stond garant bij de uitvoering.
Kun je iets over de opzet van het project vertellen?
Zelf ben ik gewend om cultuurhistorisch onderzoek te doen en om wetenschappelijke artikelen op platforms met een beperkt bereik te publiceren. Maar omdat voor dit project de zichtbaarheid van zwarte soldaten voorop stond, was het heel belangrijk om een medium te gebruiken dat een breed publiek kan bereiken: de graphic novel. Dat was voor mij nieuw terrein. Ik vond het heel interessant om mee te maken hoe je wetenschappelijke documentatie verwerkt tot een interessant fictieverhaal. Hoe je een heel heftige geschiedenis omzet in een leesbaar verhaal met behulp van een vormgeving die ook toegankelijk is voor een jong publiek. Dat is denk ik goed gelukt met Franklin. Een Nederlands bevrijdingsverhaal.
We hebben speciaal bij de graphic novel willen werken met een tekenaar die ook jongeren kan aanspreken. Brian Elstak werkt met een prachtige graffiti-achtige stijl. Brian is bekend met de hiphopcultuur, hij heeft zelf kinderen én heeft al eerder kinderboeken geïllustreerd. Bovendien is hij ook persoonlijk geïnteresseerd in zwarte geschiedenis. Hij is van het begin af aan heel enthousiast geweest over het Zwarte Bevrijders-project. Brian werkte nauw samen met vormgever Lyanne Tonk, met wie hij eerder projecten deed. Samen hebben ze een heel mooi en bijzonder boek gemaakt.
De graphic novel Franklin werd dus in eerste instantie ontwikkeld als toegankelijk medium voor een jong publiek en voor mensen die voor het eerst met het onderwerp in aanraking komen. De reizende tentoonstelling Zwarte Bevrijders. Afro-Amerikaanse soldaten in Nederland was bedoeld als een aanvullend, verdiepend medium. Mensen die na het boek gelezen te hebben nog meer wilden weten over Afro-Amerikaanse soldaten, konden hiervoor bij de tentoonstelling terecht. Maar de tentoonstelling stond ook op zichzelf. We hebben een aantal afbeeldingen uit het boek geselecteerd om te combineren met historisch gedocumenteerde informatie. Zo wilden we zes sleutelhoofdstukken laten zien uit de geschiedenis van zwarte bevrijders in Nederland. Dus waar de graphic novel een fictieverhaal is, gebaseerd op historisch materiaal, is de tentoonstelling een realistisch verhaal, voorzien van objecten en documentatie.
Educatie vormde een belangrijk onderdeel van het project. Scholieren uit de bovenbouw van het middelbaar onderwijs waren een belangrijke doelgroep. Wat is volgens jou de meerwaarde is om dit soort verhalen te vertellen in het onderwijs?
Tegenwoordig hoor je soms voldane reacties over hoe wordt geschreven over slavernij en het koloniale verleden. Maar ik denk dat het heel belangrijk is dat we erkennen dat er altijd mensen van kleur zijn geweest in onze collectieve geschiedenis. Niet alleen in het hoofdstuk over slavernij, of over zwarte soldaten. De aanwezigheid van mensen van kleur in onze gedeelde geschiedenis is een alomtegenwoordige en voortdurende aanwezigheid. En het is heel belangrijk voor geschiedenisdocenten, historici en journalisten om te laten zien dat geschiedschrijving voortdurend selecteert wie niet bij het ‘grote verhaal’ mag horen. Het is een wens van mij dat we met zijn allen kritisch kijken naar de berichten over de maatschappij, uit heden en verleden, en dat we ons realiseren: het is niet een vanzelfsprekend verhaal. Geschiedenis spreekt niet vanzelf, dus moeten we ons bewust zijn van de bronnen en letten op de mensen die worden weggelaten, in wetenschap en in populaire cultuur. Dat is ook een van de redenen waarom we de ambitie hadden om het brede publiek, waaronder scholieren, via verschillende media te bereiken zoals de graphic novel en de tentoonstelling.
Bij het voorbereiden van het project ontdekten we dat er platforms zijn waar docenten geschiedenis bij elkaar komen. Ik vond het heel bemoedigend om te zien hoe sommige docenten, al voor de graphic novel af was, enthousiast waren dat er materiaal werd ontwikkeld over zwarte bevrijders waar zij mee aan de slag konden gaan. Daarom hebben we de graphic novel verstuurd naar 100 scholen in Nederland, zodat het verhaal niet alleen nu aandacht krijgt maar in de schoolbibliotheken beschikbaar blijft voor docenten en leerlingen. Het is nu afwachten hoe het boek in de praktijk ingezet gaat worden. Docenten zijn daarin natuurlijk vrij maar we hopen, ook omdat het boek voor 4 mei is opgestuurd, dat het ook online gebruikt is door docenten. Daarnaast was er een speciale kortingscode voor scholieren. Op deze manieren probeerden we te stimuleren dat het boek ook aankomt bij degenen waar het voor bedoeld is.
Wat zijn de learnings van het project? Wat ging er goed en wat ging er misschien minder goed? Wat zou je eventueel willen meenemen voor een volgend project?
Het was een intensief project. Als je, zoals stichting LovingDay.NL, een kleine organisatie bent zonder reguliere inkomsten, is het heel belangrijk dat je verschillende partners meekrijgt die geloven in je project. Dan kun je gewicht in de schaal leggen waardoor je weer anderen enthousiast kunt maken. De fondsenwerving bleek een langdurige en lastige procedure. Per fonds heb je een andere traditie, een andere cultuur, andere gebruiken en andere omgangsvormen. Het is hierdoor best een intens proces als je als kleine stichting met fondsenwerving aan de slag gaat. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen op een gegeven moment afhaken. Ik denk dat het bij ons scheelde dat we veel liefde en geduld voor het project hadden. En daarbij kwam dat Dorrit en ik als academische types gewend zijn om lange teksten te schrijven en ons niet laten afschrikken door de formele brieven, of door waarschuwingen over wat er allemaal mis kan gaan.
We wilden de zichtbaarheid van Afro-Amerikaanse soldaten vergroten voor een breed en divers publiek. We wilden dus niet alleen de reguliere museumbezoekers bereiken, maar ook mensen die niet gewend zijn om een museum binnen te komen, of niet gewend zijn zich bezig te houden met thema’s van diversiteit. De formule van twee insteken, de graphic novel en de tentoonstelling, is wel effectief gebleken in het publiek dat we hebben aangetrokken. Dan blijkt dat je bij de tentoonstelling ook mensen treft die voor de geschiedenis van de herdenking van de oorlog komen, of die in de lokale geschiedenis geïnteresseerd zijn, of die speciaal in de geschiedenis van zwarte soldaten geïnteresseerd zijn, of misschien zelf kind of achterkleinkind zijn van een zwarte soldaat. Maar je ziet ook mensen die gewend zijn om na te denken over inclusieve geschiedenis, zoals onderzoekers en docenten. Ook toeristen en zelfs Amerikaanse veteranen hebben de tentoonstelling bezocht. Het is echt een gevarieerd publiek geweest.
Ik zou het geweldig vinden om opnieuw een graphic novel te mogen schrijven. Dat ik buiten mijn comfortzone kan gaan, heel anders dan mijn rol als onderzoeker met een wetenschappelijk artikel voor een klein publiek. Ik heb geleerd dat ik ook door middel van fictieverhaal, zoals in de graphic novel, een verhaal kan vertellen en daarmee onderzoeksresultaten voor een breed publiek beschikbaar kan maken. Dat vond ik heel leuk om mee te maken. De samenwerking met Brian en Lyanne was ook heel leerzaam, leuk en verfrissend. Dorrit en ik kwamen vaak heel geïnspireerd uit de overlegsessies met hen. Brian en Lyanne kwamen ook met het idee van de wandkleden voor de tentoonstelling. Wij dachten zelf eerst aan tentoonstellingsborden; eigenlijk supersaai in vergelijking met wat die kleden hebben bereikt. Mensen zijn verrast door de wandkleden en willen weten hoe ze gemaakt zijn, willen de kleden aanraken. En vanuit de kunstgeschiedenis gedacht vonden Dorrit en ik het erg mooi om een zogenaamd ‘klein’ verhaal van zwarte soldaten in te passen in het grotere verhaal door middel van een traditioneel medium als een wandkleed; een beetje zoals historische gobelins.
Heb je nog een laatste tip voor mensen uit de culturele sector die ook gemarginaliseerde verhalen willen vertellen?
Ik denk dat het sowieso heel belangrijk is dat je altijd met mensen werkt die zelf ervaring hebben met de wereld die je beschrijft. Als je een verhaal schrijft, zorg er dan voor dat je mensen betrekt – ook in je organisatie – die er vanuit hun eigen ervaring over kunnen meepraten. Dan voorkom je dat je als ‘welwillende witte muts’, om het zo maar te zeggen, over de hoofden van mensen heen gaat praten. Zolang je als witte onderzoeker in een wit systeem zit, is dat risico altijd aanwezig.
Fondsen en partners:
Vrijheidsmuseum, Groesbeek; United States Embassy, The Hague; Theater aan het Vrijthof, Maastricht; Stimuleringsfonds Creatieve Industrie; Stichting LovingDay.NL; Stichting 4 en 5 mei; Stichting 75 Jaar Vrijheid; Sociaal Historisch Centrum voor Limburg, Maastricht; ROSE stories; Provincie Limburg; Prins Bernhard Cultuurfonds; NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Amsterdam; J.E. Jurriaanse Stichting; The John Adams Institute; 75 Jaar Bevrijding Limburg; Hendrik Muller Fonds; De Gezichten van Margraten; Centrum voor Gender en Diversiteit, Universiteit Maastricht; BankGiro Loterij; Amsterdams Fonds voor de Kunst.
Meer informatie
Samenwerkingspartner The John Adams Institute schreef een blogserie over het project, met interviews met Brian Elstak, Kees Ribbens, Gloria Wekker, Marga Altena, en Mieke Kirkels. Klik op deze link om naar de blogserie te gaan.
Neem voor vragen contact op met Marga Altena via margaaltena@hotmail.com.