Een gesprek met Nadia Nsayi Madjedjo, Curator Beeldvorming tijdens 100 x Congo (MAS)
STUDIO i-stagiaire Eef Segers sprak met Nadia Nsayi Madjedjo, Curator Beeldvorming bij Museum aan de Stroom (MAS). De aanleiding daarvan: 100 x Congo. Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen, de expo die in het najaar van 2020 zal plaatsvinden. De tentoonstelling onthult honderd unieke Congolese objecten en de manier waarop ze eigendom werden van de stad Antwerpen.
“Deze expo zal niet perfect zijn, maar Vlaanderen zal hopelijk wel lessen trekken uit de vernieuwende aanpak van het MAS en open staan voor nieuwe initiatieven rond dekolonisatie.”
Proficiat met je aanstelling als Curator Beeldvorming. Hoe belandde je op deze positie?
Ik studeerde politieke wetenschappen in Leuven en werkte onder andere als beleidsmedewerker Congo bij ngo’s. Via mijn interesse in het koloniale debat stuitte ik vorig jaar op de vacature van het MAS. Daar was naar aanleiding van 100 x Congo de functie van Curator Beeldvorming gecreëerd. Het museum besefte dat je nu niet meer een expo over Congolese kunst kan maken zonder rekening te houden met het maatschappelijke debat rond het koloniale verleden en met wat er leeft binnen de Congolese gemeenschap.
Kun je iets meer vertellen over die expo en de aanleiding daarvan?
De aanleiding was niet zozeer de zestigste onafhankelijkheidsverjaardag van Congo op 30 juni 2020, maar wel het honderdjarig bestaan van de Congolese kunstcollectie in een Antwerpse setting. Daar wil het MAS aandacht aan besteden. De expo is opgebouwd rond twee verhaallijnen. In de eerste maken bezoekers een rondreis door Congo aan de hand van honderd unieke objecten. Zo leren ze de herkomst betekenissen van kunst- en gebruiksobjecten van verschillende Congolese volkeren kennen. De tweede verhaallijn staat stil bij de verschillende beeldvorming van zwarte mensen in Antwerpen van voor en tijdens de koloniale periode.
Wat is het exacte doel van deze tentoonstelling?
100 x Congo streeft drie grote doelen na. Ten eerste willen we nieuwe inzichten bieden voor het debat rond (de erfenissen van) kolonisatie en dekolonisatie. Ook Antwerpen draagt, door haar wereldhaven, een zware koloniale geschiedenis met zich mee. In het kader van het maatschappelijk debat rond de omgang met het koloniale verleden, wil het MAS dat bespreekbaar maken. Ten tweede willen we bezoekers stimuleren om stil te staan bij de beeldvorming van zwarten doorheen de tijd. Ook de verwervingsgeschiedenis van die Congolese objecten bekijken we kritisch. Als Curator Beeldvorming vind ik het belangrijk dat mensen nadenken over de vraag of het als normaal beschouwd kan worden dat Antwerpen in het bezit is van tijdens de koloniale periode verworven objecten. Een derde doel tot slot, is het aanwakkeren van een constructief (de)kolonisatiedebat in en buiten Antwerpen.
Dat debat is heel verhit in België, zeker naar aanleiding van de renovatie van het AfricaMuseum.1
De discussies rond de heropening van het AfricaMuseum in Tervuren waren zeer polariserend. Ik hoop dat het haalbaar is om dat in de Antwerpse context te vermijden. Door de andere samenstelling van Afrikaanse gemeenschappen, leeft het activisme hier veel minder. De Afro-Vlaamse diasporaorganisaties zijn minder militant dan de Brusselse, wat een heel andere context en samenwerking oplevert.
Heeft het MAS haar eigen werking aangepast naar aanleiding van het debat rond Tervuren?
Het is heel interessant dat onze expo plaatsvindt na de heropening van het AfricaMuseum, omdat je lessen kan trekken uit die renovatie. Zo hebben medewerkers daar de perceptie gecreëerd dat ze het hele instituut wilden dekoloniseren. Als dat het plan is, moet je dat volgens mij stilletjes doen, in plaats van het groots aan te kondigen in de pers.
Als het MAS zichzelf wil dekoloniseren, moet het eerst durven stilstaan bij zijn eigen rol in de koloniale geschiedenis en beeldvorming. Het moet het publiek informeren, zodat het in de eerste plaats al weet dat het museum een koloniale collectie bewaart. En als het dan in een volgende stap advies vraagt aan een daarvoor gecreëerde adviescommissie, moet het ook oprecht luisteren naar wat die te zeggen heeft. Tegelijkertijd moeten we duidelijk maken wat de rol en macht van die adviescommissie is.
Heeft het MAS nauw samengewerkt met Tervuren? Dat is nu eenmaal hét Belgische museum voor alles wat aan kolonialisme raakt.
MAS werkt niet structureel samen met het AfricaMuseum. We hebben wel twee belangrijke bruiklenen. Een ervan is een duidelijk voorbeeld van roofkunst. Dat zullen we dan ook kaderen op onze expo. Ook zullen we onze eigen positie in het debat rond restitutie duidelijk maken. Dat is niet revolutionair, maar wel transparant. Het probleem met gevoelige objecten is volgens mij niet het feit dat je ze toont, maar wel de wijze waarop en hoe je erover communiceert.
Daarnaast werken we ook samen met twee experts koloniale geschiedenis van het AfricaMuseum in het kader van een publicatie. Om de Europese en Noord-Amerikaanse blik op Afrikaanse kunst aan te vullen, hebben we aan Congolese onderzoekers gevraagd om objecten te beschrijven. Door meerstemmigheid in meerdere niveaus van de expo te verweven, tonen we dat niet enkel witte wetenschappers kenners zijn.
Zet het MAS actief in op diversiteit?
Ja, maar ik spreek liever van meerstemmigheid, multiperspectiviteit en dekolonisatie. Diversiteit is een term van twintig jaar geleden, die hoorde bij de ‘diversiteitsperiode’, die door de Belgische overheid werd gestimuleerd. Die was onder meer gericht op etnisch-culturele diversiteit en bleef vaak steken op het binnenhalen van mensen van kleur. Je kan perfect een persoon van kleur aannemen die is opgegroeid binnen een witte maatschappelijke context en daardoor ook een witte manier van denken heeft. Daarmee pak je het probleem niet aan. Dekolonisatie gaat over meer dan kleur, het gaat over het binnenhalen van een nieuwe mentaliteit van denken en werken rond inclusie.
Heb je adviezen om het MAS, of andere musea die hierin geïnteresseerd zijn, inclusiever te maken?
Mijn tijdelijke aanstelling als Curator Beeldvorming is in ieder geval een goed begin. Het feit dat de stad Antwerpen de keuze gemaakt heeft om een betaalde functie te creëren, geeft het signaal dat zwarte mensen échte medewerkers, en niet slechts onbetaalde adviseurs op vrijwillige basis, kunnen worden.
Een concreet initiatief kan het consolideren zijn van de contacten die we in het kader van 100 x Congo legden. Misschien kan dat voor de Congolese collectie in de vorm van een permanente adviescommissie, met een duidelijk mandaat, met mensen van Afrikaanse origine. De nieuwe gidsen van Afrikaanse afkomst die tijdens 100 x Congo rondleidingen in het het Nederlands, Frans en Lingala zullen geven, zouden ook een meerwaarde zijn voor de vaste gidsenploeg. Het is ook interessant om bij een op het eerste zicht ‘Westers’ onderwerp, zoals de wereldoorlogen, rondleidingen in niet-Europese talen te geven door personen van niet-Europese afkomst. Per slot van rekening vochten ook de kolonies mee.
Daarnaast moet je ook je communicatie aanpassen. Bepaalde gemeenschappen bereik je namelijk niet via een gewone affiche in de stad. Hen bereiken vergt veel energie. Het is dan maar de vraag wie die taak op zich zal nemen en of daarvoor een aparte functie gecreëerd moet worden. In Tervuren is het logisch om altijd Afrikaanse gemeenschappen te betrekken, want het hele museum werkt rond (de)kolonialisme. Maar moet het MAS dat ook doen? Die beslissing zal afhangen van de vraag. Het is mogelijk dat er vanuit de Congolese gemeenschap na 100 x Congo een heel concrete vraag komt om nauwer betrokken te worden bij de collectie. Maar het kan ook zijn dat die groep daar niet in geïnteresseerd is. En daarnaast is het ook een politieke keuze om zo’n groep grotere betrokkenheid te geven. Op dit moment proberen we dat wel via 100 x Congo, maar het is mogelijk dat dit een momentaanpak zal blijken. Alles heeft te maken met de missie van het museum. Momenteel is het moeilijk om te voorspellen wat de mogelijkheden, verwachtingen en wensen zullen zijn na de expo.
Je hebt duidelijk al veel ervaring opgedaan. Zijn er zaken die jij in de loop van je carrière hebt geleerd en die je zou willen delen met anderen?
Zeker, hoewel mijn inzichten uit de Belgisch-Congolese context misschien niet automatisch gelden in de Nederlandse context. Mijn inzichten zijn ook niet enorm vernieuwend of grensverleggend, maar wel belangrijk om steeds in het achterhoofd te houden.
Ten eerste heb ik geleerd dat je pas kan samenwerken met gemeenschappen als je kennis over hen hebt. Je moet als instelling dan ook investeren in die kennis. Als er intern niemand geschikt is, dan moet je iemand binnenhalen, simpel. Maar heel wat instellingen laten dit na, zelfs gespecialiseerde ngo’s of musea. Nochtans zijn – voor Congo toch – de laatste jaren heel wat goede studies uitgevoerd, die vrij te lezen zijn. Daaruit blijkt nog maar eens hoe groot de diversiteit binnen de Afrikaanse gemeenschap is. De reden om te migreren verschilt sterk per regio en generatie. Het profiel van gemeenschappen verschilt ook, evenals hun sociaaleconomische of culturele positie. Uit recente studies blijkt bijvoorbeeld dat de Congolese gemeenschap niet echt wakker ligt van de Leopold II-beelden in het Belgische straatbeeld. Dat verwacht je niet per se, gezien het maatschappelijk debat. Maar het is wel belangrijk om dat te weten als je een expo of beleid gaat maken. Je moet weten met wie je samenwerkt. Werk je met de kleine militante groep of met de grote maar stille groep?
Een tweede punt gaat over oprechtheid. Het heeft geen zin om mensen het gevoel te geven dat ze een plaats hebben binnen je organisatie, als ze voelen dat het niet gemeend is. Als je als instelling samenwerkt met gemeenschappen, moet dat zijn omdat je er oprecht in gelooft en niet omdat het een maatschappelijke hype is.
Ten derde moet je volgens mij heel duidelijk zijn over verwachtingen en mogelijkheden. Bij het MAS hebben we naar aanleiding van 100 x Congo heel bewust gekozen voor een diverse adviescommissie. We selecteerden mensen op basis van ervaring en expertise. Dat maakte dat er zowel witte als zwarte mensen in ons adviesorgaan zaten. We hebben bovendien vanaf het begin duidelijk gezegd dat de commissie eenmalig was en dat het hun taak was om suggesties te doen. De leden wisten dat alle suggesties niet per se uitgevoerd zouden worden. Soms worden mensen uitgenodigd en denken ze dat ze een grote rol in je project mogen spelen, maar blijkt achteraf dat dat nooit het plan was. Op die manier laat je verbitterde mensen achter, die wellicht de grootste critici van je project zullen worden. Je moet ook vanaf het begin mensen selecteren die wíllen meewerken aan een constructieve discussie. Als je als museum niet gelooft in het afbreken van je eigen instituut, dan bereik je niets door intensief samen te werken met mensen die enkel die mening uitdragen. Je hebt nood aan kritische bruggenbouwers die duidelijk weten wat hun mogelijkheden en beperkingen zijn.
Mijn laatste learning gaat tot slot over betrokkenheid. Ik ben ervan overtuigd dat je moet proberen om betrokken mensen te creëren. Dat doe je door ze een specifieke plaats en taak in het project te geven. Zo verander je bijvoorbeeld gidsen van personen die een woordje uitleg geven in overtuigde ambassadeurs. Maar ook vrijwilligers en stagiaires, die vanuit een andere context komen, kunnen het museum voeden door hun betrokkenheid.
Zou je, om af te sluiten, nog jouw twee favoriete initiatieven in de expo kunnen toelichten?
Zeker. Het eerste initiatief waar ik zelf enorme fan van ben, is het Multimediaproject op het einde van de expo. MAS vroeg aan 25 mensen om een object te selecteren en daar iets over te vertellen. De personen komen zowel uit Antwerpen als uit Congo en hebben verschillende achtergronden. Het Multimediaproject maakt duidelijk dat niet enkel de blik van curatoren en kunsthistorici interessant is, maar dat ook burgers in Antwerpen en Congo iets te vertellen hebben over de toekomst van de collectie. Ik geloof dat het cruciaal is om als instelling ruimte voor dialoog én kritiek te creëren. Dat doen we ook in mijn tweede favoriete initiatief, namelijk de samenwerking met een Congolese kunstenaar. We gaan met hem in dialoog en laten hem vrij om kritisch te reflecteren op onze instelling en de waarde van de Congolese collectie. Dit project illustreert mijn overtuiging dat iedereen – zowel medewerkers, critici als kunstenaars – zich vrij moet voelen om zich uit te spreken over de hele expo en alles daaromheen.
Meer informatie
Omwille van de preventiemaatregelen rond de verdere verspreiding van het coronavirus staat de openingsdatum van 100 x Congo. Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen nog niet vast. Hou de website in het oog voor meer actuele informatie.
Meer weten over Nadia? Lees dan haar nieuwe boek, ‘Dochter van de dekolonisatie’, dat in mei 2020 verschijnt.
Voor vragen of advies over 100 x Congo kan u contact opnemen met Nadia Nsayi Madjedjo, Curator Beeldvorming, via nadia.nsayi@antwerpen.be of +32 479 51 68 98.
- “Bamko-Cran vzw klaagde in een open brief het bezit van de menselijke resten door het museum aan. Tijdens de opening protesteerde No Name met flyers en kartonnen handjes op het grasveld. Sabrine Ingabire schreef hoe ze geen zin had om naar de vernissage te gaan en hoe haar gevoel bevestigd werd. Ook Anouk Torbeyns en Jef Cauwenberghs hadden hun twijfels bij de geslaagdheid van de renovatie. Volgens Toma Luntumbue zou die renovatie nooit lukken. Hij zou het museum zelfs liever afgebroken zien. Het gesprek met Bambi Ceuppens, senior-researcher bij AfricaMuseum ging dan ook vaak stroef. Nadia Nsayi Madjedjo was genuanceerder in haar opiniestuk. Zij sprak van een evolutie, in plaats van een revolutie.”