Aan de Surinaamse grachten bij Museum Van Loon: in gesprek met directeur Gijs Schunselaar
Van 4 oktober 2019 tot 2 maart 2020 was Aan de Surinaamse grachten te zien bij Museum Van Loon in Amsterdam. Een tentoonstelling over de werking van de Amsterdams-Surinaamse plantage-economie in de 18de en 19de eeuw. Voor het eerst belichtte het museum hiermee de connectie tussen Suriname en de familie Van Loon in de 18de en 19de eeuw. De tentoonstelling markeerde tevens de start van een koersverbreding van Museum Van Loon. Waar voorheen vanuit een eurocentrisch (kunst-)historisch frame werd geprogrammeerd, wordt deze gekanteld naar een meerstemmig geluid. STUDIO i sprak met directeur Gijs Schunselaar over het project en de nieuwe koers van het museum.
Kun je eerst in het algemeen vertellen wat het project inhoudt?
Aan de Surinaamse grachten is een tentoonstelling die afgelopen oktober opende en die voor het eerst het licht wierp op de betrokkenheid van de familie Van Loon in de achttiende en negentiende eeuw bij de West-Indische Compagnie en bij de toenmalige kolonie Suriname. Het is in die zin een historische tentoonstelling die schetst waar die betrokkenheid uit bestaat. De tentoonstelling laat die betrokkenheid zien aan de hand van enerzijds hele concrete historische personages die aan dat historische verhaal van de familie Van Loon verbonden zijn, in verschillende rollen en posities. Dat konden bevriende zakenmensen hier aan de gracht zijn en ook tot slaafgemaakten die op de plantages in Suriname werkten die in mede-eigenaarschap waren van de familie Van Loon. Dat is een historische laag van de tentoonstelling. Deze bestaat uit acht vensters, waarvan ieder venster zich richt op één historisch personage, een figuur die echt bestaan heeft.
Van die mensen hebben we ook de nazaten opgespoord, die we hebben uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan. Dat is een onderdeel van de tentoonstelling dat door Marian Duff is gecureerd. Deze ontmoetingen zijn op film vastgelegd door Robbert Doelwijt Jr. En dat was het tweede element in de tentoonstelling, waarin mensen met elkaar van gedachten wisselen over deze geschiedenis die ze met elkaar delen, maar dat niet noodzakelijkerwijs van elkaar wisten of met elkaar contact hadden daarover vóór de tentoonstelling.
Het derde element geeft de floor aan een hele nieuwe generatie, in dit geval hebben we dat gezocht in creatieve modevormgeving. Dat is het traject met educatief modeprogramma fashion fest, een bestaand programma van MAFB wat de afgelopen jaren in het Tropenmuseum heeft plaatsgevonden en dit jaar gekoppeld was aan de tentoonstelling Aan de Surinaamse grachten. Voor dit element lieten acht ontwerpers zich inspireren door een van de acht vensters, wat nieuwe creaties heeft opgeleverd, maar waar ook weer de interpretaties van die gedeelde geschiedenis in zitten.
Dus op die manier hebben we het verleden, het heden van de nazaten – die in het hier en nu leven – en de jonge modeontwerpers die zich hebben laten inspireren door het onderwerp – de generatie van de toekomst – samengebracht in de tentoonstelling. Aan de Surinaamse grachten was ook het startpunt van een koersverbreding voor het museum, waarbij de programmering is gekanteld naar meerstemmigheid. Met dit startpunt worden in tentoonstellingen en vaste opstelling nieuwe verhalen ontsloten.
Met welk doel werd het project ontwikkeld?
Ik denk dat er meerdere doelen aan gekoppeld zijn. We wilden in elk geval – in essentie – de onderwerpen kolonialisme en slavernij benoemen en bespreekbaar maken in het museum. In 2013-2014 heeft Museum Van Loon de hedendaagse kunsttentoonstelling Suspended Histories gemaakt. Daar ging het om de historische connectie van de familie met de VOC. Maar het was nog niet gedaan door middel van een historische tentoonstelling die de betrokkenheid van de 18de en 19de eeuwse familie Van Loon met de WIC en Suriname belichtte, inclusief de link naar het hier en nu. We hebben daar ook nieuw onderzoek naar verricht. We wilden eigenlijk met open blik die geschiedenis tegemoet treden en daarmee het onderwerp blijvend benoemen, bespreekbaar maken en vooral ook daarmee aangeven dat dat een geschiedenis is die van ons allemaal is. Er wordt regelmatig gesproken over ‘de andere kant van de geschiedenis.’ Ik denk dat het hier gaat om een geschiedenis die we met elkaar delen, en dat wilden we heel erg laten zien. We wilden dat ook op een hele concrete en specifieke manier doen, dus vandaar dat we hebben gekozen om het verhaal te vertellen aan de hand van acht historische personen waardoor het zich aan de mogelijke anonimiteit van de grote geschiedenis onttrekt. Het is een illustratie van een veel grotere geschiedenis, maar wel heel erg concreet, heel erg invoelbaar, waardoor je je als bezoeker ook niet aan het onderwerp kunt onttrekken. Dus het ging minder om de grote macro-ontwikkelingen, of de grote macro-getallen, maar echt meer om de mensen die met elkaar deze geschiedenis zíjn, en ook de hedendaagse doorwerking van deze geschiedenis. Daarnaast wilden we het vooral ook graag samen met anderen organiseren. Eigenlijk was onze gedachte: kunnen we het op zo’n manier gezamenlijk organiseren, met de juiste partners daarin, dat het ook vanuit een gevoel van verbinding kan worden gepresenteerd; hoe ingewikkeld en lastig het onderwerp ook is en hoe snel het ook uitlokt tot polarisatie? Maar we wilden wel echt kijken of het vanuit die verbindende gedachte kon worden opgezet. Ik denk dat dat drie punten zijn die voor ons erg belangrijk waren.
Hoe zijn jullie te werk gegaan? Wat hield bijvoorbeeld het participatief verzameltraject in samenwerking met Imagine IC in?
We hebben uiteraard eerst ons eigen onderzoek gedaan. Het startpunt voor ons was Jan van Loon die in 1728 bewindhebber werd bij de West-Indische Compagnie. Dat heeft voor ons nieuw archiefonderzoek opgeleverd met nieuwe informatie over de rol van de familie Van Loon in de achttiende en negentiende eeuw. Dat was om te kijken: wat is hier het verhaal en wat is het verhaal dat de tentoonstelling zou kunnen vertellen? En zodra we dat wisten zijn we in het voorjaar van 2019 meteen naar buiten gegaan, in dit geval via Het Parool, met de boodschap: we gaan een tentoonstelling organiseren en dat is iets wat we niet in ons eentje willen, maar ook niet in ons eentje kunnen doen. Dus via die weg hebben we alle Amsterdammers uitgenodigd om te komen met input, met verhalen en misschien zelfs objecten voor de tentoonstelling. Dat heeft in een heel concreet traject samen met Imagine IC ook vorm gekregen. Onder hun begeleiding zijn we in gesprek gegaan met de Surinaamse en Ghanese gemeenschap in Amsterdam. Dat heeft hele waardevolle gesprekken, discussies en inzichten opgeleverd, die een enorme meerwaarde hadden voor het maken van de tentoonstelling. Onze oproep in de media heeft bovendien een hele bijzondere huwelijksfoto opgeleverd van twee tot slaafgemaakten die werkten op plantages waarvan de familie Van Loon mede-eigenaar was.
Een ander gedeelte van het project bestond uit de samenwerking met medeconservator Marian Duff. Op wat voor manier werkten jullie met haar samen?
Marian was de mede-conservator van de tentoonstelling. Onze Museum Van Loon-conservator Willem te Slaa heeft zijn focus gelegd op het historische stuk van de tentoonstelling. Marian richtte zich op het nazatenstuk en dus de gesprekken die hebben plaatsgevonden. Dat gaat dus vooral over de inzichten die mensen elkaar kunnen verschaffen over de doorwerking van de geschiedenis en hoe daarmee om te gaan. Dat is het stuk waar voor haar het accent heeft gelegen, in samenwerking met filmmaker Robbert Doelwijt Jr. En Marian is tevens de sturende kracht achter het fashion fest-traject. Dus op die manier was zij daar ook bij betrokken. Sterker nog, door de betrokkenheid van Marian bij de tentoonstelling werd het ook een logisch gespreksonderwerp wat er met fashion fest mogelijk zou zijn.
Later hebben jullie ook een extra element van publieksparticipatie toegevoegd, in vorm van het toevoegen van de persoonlijke verhalen van bezoekers aan de tentoonstelling. Hoe organiseerden jullie dat onderdeel?
Ja, dat klopt. Naast dat we in het begin vele oproepen hebben gedaan aan Amsterdammers om verhalen en objecten te delen – onder andere in samenwerking met Imagine IC- is dit ontstaan tijdens de tentoonstelling. Daar kwamen we op toen we – nu zou ik bijna zeggen ‘uiteraard’ – merkten dat er in het voorbereidingstraject van allerlei kanten heel veel verhalen loskwamen en er ook heel veel behoefte was om die verhalen te vertellen of aan elkaar te vertellen. We konden echter niet alles kwijt binnen het concept van de tentoonstelling met acht vensters. Eigenlijk heeft de aanvullende publieksparticipatie uit twee belangrijke onderdelen bestaan, namelijk uit een aantal films (gecureerd door Marian Duff en vormgegeven door Robbert Doelwijt Jr.) waarbij nazaten hún verhaal delen met de bezoekers van de tentoonstelling, en anderzijds een opinion wall. Die opinion wall is op zich geen wereldschokkend idee, maar binnen deze tentoonstelling werkte het heel erg goed dat bezoekers aan de hand van verschillende vragen ter plekke konden reflecteren op de tentoonstelling en hun feedback konden geven via geschreven kaartjes. Ook dat was iets waar heel erg veel gebruik van werd gemaakt en waar wij weer van leerden.
Een derde element is iets wat best wel vaak bij tentoonstellingen de randprogrammering werd genoemd. Wij hebben het zo niet genoemd, want het zou impliceren dat het ‘aan de rand’ staat. Wij vonden het juist essentieel om activiteiten te ontwikkelen waarbij ook dat elkaar vinden en elkaar ontmoeten centraal stond. Dat hebben we eerst intern gedaan als organisatie in aanloop naar de tentoonstelling, om ook het hele team goed voor te bereiden op het onderwerp, maar ook om met elkaar inzichten te krijgen. Maar ook tijdens de tentoonstelling vond het ook op verschillende manieren plaats met het publiek. Deze publieksactiviteiten zijn een hele intense lijn tijdens de tentoonstelling geweest. Zo hebben we sessies gehad waarbij we mensen uitnodigden om hun verhaal over het onderwerp met anderen te delen. Dan zag je dat tijdens die activiteiten ook weer connecties ontstonden: ‘Oh, maar dan waren jouw voorouders dus de eigenaar van mijn voorouders’, en dat leidde vervolgens weer tot nieuwe sessies van die betreffende families, vanuit de behoefte om hier verder met elkaar over door te praten.
Dus de sessies, de bijeenkomsten, werden eerst vanuit jullie georganiseerd, maar van daaruit zagen jullie ook de behoefte van mensen om door te praten en dus hebben jullie nog meer sessies georganiseerd?
Het was inderdaad in eerste instantie vanuit ons georganiseerd als een van de publieke activiteiten tijdens de tentoonstelling. We dachten dat het goed was om daar ook de ruimte aan te geven. En vervolgens kwam daaruit voort dat mensen weer de behoefte hadden om verder met elkaar te praten en toen zijn we dat verder gaan faciliteren.
Dat faciliteren, is dat iets wat alleen tijdens de tentoonstelling heeft plaatsgevonden of is dat iets wat jullie nog langer zouden willen doen?
Ja, absoluut willen we dit blijven doen, en in de praktijk gebeurt het ook, op verschillende manieren. We hebben voor onszelf gezegd dat dit wel een waardevolle rol is die je als museum kunt pakken, dat je in die zin ook een open plek bent waar die ontmoeting plaatsvindt. En waarbij je tegelijkertijd fungeert als katalysator van een breder bewustzijn in onze samenleving over gedeelde geschiedenis.
Wat zijn de learnings van het project? Wat ging er goed en wat ging er misschien minder goed? En welke learnings willen jullie graag meenemen voor volgende projecten?
Ik vat learnings even breed op, dus dat ik het misschien niet per se over nieuwe inzichten heb, maar dat je ook bepaalde dingen bevestigd krijgt. Zo zagen wij bevestigd dat het heel erg belangrijk is om verhalen samen te willen vertellen met partners die vanuit dezelfde intrinsieke motivatie verhalen willen vertellen. En als je zegt ‘we willen het samen doen’, dat je het ook samen dóet. Dus onze partnerships waren partnerships waarbij je niet iemand om een mening vraagt, om daar vervolgens niet iets mee te doen. Ik denk dat dat heel waardevol was. En het participatieve element heeft ook daadwerkelijk een heel bijzonder object voor de tentoonstelling opgeleverd. Dat was ook heel erg waardevol.
Tegelijkertijd, toen we opengingen en we ook zagen welke reacties er kwamen -bijvoorbeeld op de opinion wall waar ik het net over had – zagen we ook dat het ook echt kán. De doelen die we voor ogen hadden, werden ook behaald: om het heel concreet te brengen, om het met heel open vizier te brengen en dus ook geen onderwerpen schuwen of uit de weg te gaan, en tegelijkertijd proberen niet in die polarisatie terecht te komen. Ik ben ervan overtuigd dat dit is gelukt omdat we dit echt sámen hebben gedaan. De interne sessies die ik hierboven noemde, waren in dat verband ook erg belangrijk; het leidde tot een groot draagvlak voor de koersverbreding. Al met al een intensief proces, dat ook.
Het kwam al aan de orde: het project is de start van een koersverbreding van Museum Van Loon, dat verschuift van een programmering vanuit een eurocentrisch (kunst)historisch frame naar een meerstemmige programmering. Welke stappen ondernemen jullie, naast deze tentoonstelling, nog meer om tot een meer meerstemmige programmering te komen?
De representatie van de culturele diversiteit staat centraal in onze programmering. Meerstemmigheid wordt niet een aparte programmalijn, geen pilot, geen project. Het is een manier van denken over en omgaan met je collectie en activiteiten. De meerstemmigheid wordt ingebed binnen de artistieke en inhoudelijke visie van Museum Van Loon. Een plek waar verhalen uit verschillende perspectieven worden samengebracht en gedeeld. Met dit startpunt worden in tentoonstellingen en vaste opstelling nieuwe verhalen ontsloten, als aanvulling op het bestaande narratief.
Wij zitten nu in een hele bijzondere situatie met z’n allen vanwege corona, maar concreet zijn we bezig met de voorbereidingen van een tentoonstelling die vanuit de filosofie vertrekt dat een object een drager van verschillende betekenissen is. Deze verschillende betekenissen worden bepaald door de personen die naar het object kijken, die verschillende gedachten, emoties of gevoelens bij een object hebben of er verschillende dingen over weten. Daar zit voor ons die meerstemmigheid in. Dus we werken nu aan de voorbereiding van een tentoonstelling waarin we een staalkaart van Amsterdammers vragen om een object uit onze collectie te selecteren en daar hun reflectie op te geven: wat is hetgeen waar het hun aan doet denken, of wat voor gevoel geeft het ze, wat voor associaties roept het op? Dat kunnen fijne associaties zijn, of schurende associaties, dat verschilt eigenlijk al naar gelang wie ernaar kijkt.
Zoals we in de openingstekst van Aan de Surinaamse grachten hebben aangegeven, zijn we er ons van bewust dat die tentoonstelling uiteindelijk nog steeds het narratief volgt van een welgestelde familie en de mensen die daarmee te maken hadden. En dat het in die zin ook nog een bestendiging is van een gangbaar narratief met daarin een gangbare rolverdeling. De volgende slag is er natuurlijk een die veel meer gaat over representatie en die culturele meerstemmigheid waarbij je andere perspectieven nog meer aan het woord laat; vanuit de kracht van creativiteit en recht doend aan de superdiversiteit van onze stad. Een open plek voor een waaier aan creatieve stemmen. Wij zíjn de samenleving van nu en de geschiedenis van de toekomst.
Nog een mooie learning aan het eind erbij!
Voor ons was Aan de Surinaamse grachten een noodzakelijke stap om te zetten. Dat je het boek openslaat en zegt: ‘we vinden wel dat we éérst dit verhaal moeten vertellen.’ Om vervolgens ook te stellen: ‘het boek gaat ook niet dicht, maar we schrijven en lezen samen verder.’
In deze periode worden er meerdere tentoonstellingen georganiseerd over Suriname, zoals ook De Grote Suriname Tentoonstelling in de Nieuwe Kerk en de tentoonstelling Surinaamse School die in het najaar gepland staat bij het Stedelijk Museum Amsterdam. Waarom is er volgens jou nu zoveel aandacht voor Suriname?
Dat is een vraag die veel vaker voorbij is gekomen. Ik heb daar in algemene zin niet een antwoord op. Er wordt wel vaak terecht gezegd: ‘pas op dat het geen hype is, dat het geen trend is.’ Dus een aspect van mijn antwoord zou zijn: laten we er in ieder geval voor zorgen dat we niet terugkijken en zeggen: ‘dat was een hype’. Een tweede aspect vanuit ons was heel praktisch. Ik zit niet zo vreselijk lang bij het museum en op een gegeven moment ben je aan het nadenken over wat je koers, je beleid wordt. Daar kwam uit voort dat we die kanteling naar meerstemmigheid wilden maken. De ontstaansgeschiedenis om het onderwerp te behandelen was vanuit ons dan ook autonoom. Maar op een gegeven moment was het ook praktisch om dit tegelijkertijd met de tentoonstelling in De Nieuwe Kerk te doen. Ten derde denk ik dat in bredere zin, dus los van specifiek Suriname, het vraagstuk over het koloniale verleden relevant is. Of misschien ook meer de vragen: wie zijn wij nu met elkaar? En zien we elkaar? En zien we ook dat wij een geschiedenis hebben mét elkaar, en dat dat niet de ene kant van de geschiedenis en de andere kant van de geschiedenis is? Ik denk dat dat bredere onderwerp iets is dat ook wel die aandacht bepaalt. En dat dat ook de drager kan zijn dat het ook niet in 2021 dan allemaal stopt, maar dat het een opmaat blijkt te zijn geweest naar meer. Waarbij dat ‘meer’ er dus wat ons betreft in zou zitten op deze manier: wij maken de samenleving uit met elkaar en ik denk dat het goed is, en normaal zou moeten zijn, dat dat ook in musea zichtbaar is in wat je doet, wat je programmeert, wie er werken en wie daar de verhalen kunnen vertellen. En dat het op die manier ook beklijft.
Meer informatie
Voor vragen over Aan de Surinaamse grachten of de koerswijziging van Museum Van Loon kun je contact opnemen met Merel Rosamarijn Krot, Marketing & Communicatie, via merel@museumvanloon.nl.